Fruitdorp Lauwerzijl

Een kern waar pit in zit

Luitjen Donker - de 'koudslachter'

Als het ijs betrouwbaar was stond Luut Donker met zijn tent op het Reitdiep bij de Overstap,omdat er meer volk op het Reitdiep schaatste dan op de Lauwers. Zijn dochter Ankje ging dan met de slee voorraad halen uit Munnekezijl of bij de bakker. Hij verkocht er veel. Ook verkocht hij er clandestien sterke drank. De kruik stond in het riet, maar hij schonk het uit de ketel. Niet alleen de burgers, maar ook de politieagenten kwamen dan even op de bank zitten om er een paar te nemen. Zelf lustte hij het ook graag, maar hij kon er niet tegen; bij twee glaasjes was hij al aangeschoten. Als hij dan thuis kwam stond dochter Ankje hem op te wachten en loodste hem achter de koeien om uit te slapen en waarschuwde ze haar moeder dat vader thuis was. Luut slachtte ook veel wrak vee; hij was een z.g. ‘koudslachter'. De beenderen kwamen in een gat in de grond waar nu de nieuwe smederij van E. van Zuiden staat. De huiden verkocht hij in de stad. Het vlees ging hij verkopen door met paard en wagen langs de huizen te gaan richting Zoutkamp.

Vaak kwam hij dan met een wagen vis terug, wat hij dan weer aan de man bracht. De vleeskeuringwet was er in die tijd nog niet. (Die is 25 juli 1919 gekomen) Later werd deze wet nogal eens ontdoken; het dier kwam dan niet op het slachthuis aan. Zo ook het paard van boer Wiersema, dat dood moest. Het mocht niet onderweg levend verhandeld worden. De zoon moest toekijken dat het dier de hals doorgesneden werd. Dat lag Luut Donker niet. Hij ging op het hoofd van het paard zitten en stak de slagader zo door dat de boerenzoon van boven tot onderen onder het bloed zat. Zo kreeg hij het bewijs mee voor zijn vader dat het paard dood was. Het slachten van een varken zonder vergunning deed Luut Donker altijd zo, dat ieder die het wilde het kon zien. Achterdocht voor wat betreft een vergunning was er dan niet.

In verhouding tot de omwonenden hadden de kinderen van Luut en Renske het niet slecht. Gingen er veel kinderen ‘s avonds met een plak koolraap naar bed, bij hun hing er altijd een stuk paardenvlees in de schoorsteen waar ze ‘s avonds wat van kregen. Hun scheldnaam was dan ook ‘perelier.' Het slopen van houten schepen achter de ‘Kazerne' was ook het werk van Luut Donker. Hij hield er dan boeldag van. De ‘lange dongposten', brede lange planken van de scheepsromp, waren zeer gewild bij de boeren voor het transport van mest van de stal naar de mesthoop achter de boerderijen, voor transport over sloten, bij nat weer op het land en verder als boerengeriefhout. Ook was Luut Donker werkzaam als woelgraver. De pijpen voor de drainage moesten dan uit de grond gegraven worden. Dochter Ankje hielp mee de pijpen inwendig schoon te maken door een stok, waaraan een mes zat, aan de binnenkant van de buis rond te draaien. Dit gebeurde bij winterdag. Vaak vroren haar handen vast aan de buis. In het voorjaar ging Luut Donker naar Friesland om te maaien; daar werd beter verdiend. Hij bleef de hele week weg en kwam dan ‘s zaterdags lopend thuis. Zijn kinderen kwamen hem dan al een eind tegemoet, want hij altijd wel iets in zijn broodtrommeltje, zoals een paar stukjes brood, een stukje kaas of spek. Nadat Jan Donker (de eerste bewoner van Lauwerzijl en de vader van Luitjen Donker) zijn tweede vrouw Ike gestorven was, is zijn pleegkind Geeske, die getrouwd was met Luut Elzinga, in de winkel gekomen. Een tijd later betrokken ze een boerderij te Oldehove. Toen waren het Luitjen Donker en zijn vrouw Renske Bijlsma, de wettige erfgename, die de winkel enz. overnamen. Renske runde naast haar huishouding met vijf kinderen de winkel tot haar dochter Alida, gehuwd met Jan Kuipers, die van haar overnam. In 1945 (oorlogstijd) is de winkel opgeheven.