Ook een arbeider van Enno Boerema was Jan Stob. Op een dag zei Jan tegen zijn vrouw: ‘Onze jonge geit moet maar eens bij de ram.' ‘Nou nou,' zei Janna, 'waarom?' Dat is nergens goed voor. Die jonge geit hoeft niet bij de ram.' ‘Wat', zei Jan, 'nergens goed voor?' Dan hebben we straks geen geit meer aan de melk en dan?' ‘Daar zorg ik wel voor,'zei Janna. ‘Wat kun jij daar dan aan doen?'vroeg Jan. ‘Nou, dat zal ik jou wel eens laten zien,'zei z'n vrouw. Janna ging elke dag twee keer naar het bokkenhutje dat bij het diep stond. Zij ging de uiers (het 'jaar') van de jonge geit (het had er nog bijna niets) kneden en z.g. melken. Na een tijdje begonnen de uiers op te zetten en na verloop van tijd kwam er een beetje melk en zo kreeg Janna de jonge geit zonder dat zij lammeren gekregen had op twee liter melk.