De boeren hadden drie knechten in vaste dienst, o.m. een grote vent, een middelvent en een schaapmelkersjongen. Ook hadden zij drie dienstmeiden, o.a. een grote meid, een kleine meid en (indien nodig) een kindermeid. Zo was Alida Donker al op veertienjarige leeftijd grote meid in dienst bij B. Wierenga op plaats no. 2. Uit het eerste en tweede huwelijk van Wierenga waren nogal wat jongens geboren. Jantje Vink was er werkvrouw, maar het werk werd haar te zwaar, vooral de grote was. Alida zei dan dat ze maar even in de keuken moest gaan aardappelschillen. Intussen deed Alida dan voor haar het zwaarste werk. Verder waren er nog de arbeiders (vaste en losse) en tijdens de oogsttijd kwamen de seizoenarbeiders, de z.g. ‘Woltjers' uit het zuidelijk Westerkwartier en Friesland. Zij bleven op de boerderij in het hooi slapen, gingen zaterdags tegen de avond op de fiets naar hun woonplaats en waren maandagmorgen weer op de boerderijen aanwezig. Dit tot eind augustus als de oogst binnen was. Er was toen altijd veel volk op de boerderij, want ook de meiden en de knechten sliepen op de boerderijen. De meiden sliepen naast het karnhuis. De karninrichting stond in de schuur en werd door een paard in beweging gebracht. De dienstmeiden moesten eerst door de deur van hun slaapvertrek. Deze deur konden ze afsluiten. De knechten sliepen op het achterdeel in bedsteden achter de koeien. Tijdens de wintermaanden maakten de knechten en meiden het zich hier gezellig door met elkaar op te schotten tussen de koeien te gaan zitten en zo hun voeten warm te houden op de ruggen van de liggende koeien. Een plaatstoof of een brandende kachel in de kale keuken was er voor hen niet bij.